De Australian Labradoodle

Herkomst

In 1988 fokte Mr. Wally Conran in Melbourne voor het eerst met een labrador en een poedel. De combinatie van deze twee rassen moest zorgen voor een allergievriendelijke geleidehond. Over een naam voor dit ras hoefde Wally niet lang na te denken: Labradoodle. Daarna zette Rutland Manor en haar dochter Tegan Park het prachtige werk van Wally voort. Het doel: verder ontwikkelen van de Labradoodle. De oorsprong was een kruising van een labrador en poedel. Door het gebruik van infusions (fokken met andere rassen) door Rutland en Tegan werd het een Australian Labradoodle. Benieuwd naar de verschillende rassen van de infusions?; -Poedel –Labrador Retriever –Ierse water spaniel –Curly Coated Retriever –American Cocker Spaniel –English Cocker Spaniel. Een bijzonder selectief fokprogramma met op gezette tijden infusies van andere rassen heeft ervoor gezorgd dat de Australian Labradoodle zijn bijzondere kwaliteiten en eigenschappen heeft.

Wat is nu het verschil?

Door Curtis Rist van Hudson Labradoodles, gebaseerd op informatie verkregen van de grondlegger van dit ras; Angela Rutland Manners van Tegan Park (Gepensioneerd fokker) Vrij vertaald door Nanja de Koning, Dog’s Paradise Labradoodles.

De grappige naam Labradoodle doet de honden die rechtstreeks afstammen van de bloedlijnen van Tegan Park en Rutland Manor feitelijk geen eer aan. Het ras begon oorspronkelijk als een Poedel – Labrador kruising, maar door inmenging met tenminste 6 andere rassen door Tegan Park, is de Australian multigen Labradoodle veel meer dan alleen maar een Poedel – Labrador kruising. Hier volgt een uitleg van de genen-samenstelling van de verschillende generaties Labradoodles (Zoals de F1, F1B en F2) en de Australian multigeneratie Labradoodle, om u het verschil duidelijk te maken;

F1

Vanaf het moment dat Gregor Mendel begon te experimenteren met erwtjes, werd de eerste generatie van een kruising een F1 genoemd. Bij de Labradoodles is dit dus een kruising tussen een labrador en een poedel. Een F1 draagt dus 50 % van de genen van een labrador bij zich en 50% van de genen van een poedel.

F1B

Doordat F1′s meestal verharen, worden ze soms teruggekruist met een poedel in de hoop een stabielere vacht te creëren. Deze nakomelingen hebben dus 3 poedels als grootouders en hebben dan ook 75% van hun genen van de poedel. Daarom is het ook logisch dat zij niet zullen verharen; de poedel zelf is een niet-verharende hond.

F2, F3, F4 en Multigen Labradoodles

Wanneer twee F1′s met elkaar worden gekruist, krijg je een F2; twee F2′s geven een F3 enz.

Vanaf de derde generatie worden ze multi-generatie genoemd, ”Maar dit zijn nog steeds geen Originele Australian Labradoodles”. Genetisch zijn ze gelijk aan een F1 ; ze dragen ook 50 % van de genen van een labrador bij zich en 50% van de genen van een poedel.

Als een F1B gekruist wordt met een F1 zal het percentage poedel in de F2 die je dan krijgt zelfs nog hoger liggen, namelijk op 62,5 % ((50% + 75%)/2) Dit geldt ook voor F2B x F2 of F3B x F3.

De originele Australian Labradoodle

De genetische samenstelling van de Australian Labradoodle is anders dan dat van de “multi-gen” doordat er diverse andere rassen doorheen gemixt zitten (tenminste 6 andere rassen door Tegan Park alleen al). Een Australian Labradoodle heeft dus als extra een behoorlijk percentage genen van deze toegevoegde rassen erbij. Het percentage poedel-genen is ook wat groter dan het percentage labrador-genen, maar wel kleiner dan 50%. Natuurlijk is dit wel het ideaalbeeld voor het ras en kan dit per Australian Labradoodle enigszins afwijken.

Het percentage genen van de toegevoegde rassen maken het verschil …

Eigenschappen

Een uitzonderlijk hoog intuïtief vermogen:
De Labradoodle voelt zeer goed emoties aan, ze zoeken oogcontact en proberen je of op te vrolijken of te troosten. Daarbij zijn ze ook nog eens zeer intelligent en zeer goed te trainen. Vandaar dat ze bij uitstek geschikt zijn als therapiehond, hulphond of (blinde) geleidehond. Zowel voor mensen met een visuele of andere handicap als voor mensen met emotionele problemen of gedragsstoornissen. Labradoodles worden ingezet als hulphond voor kinderen met ASS (het hele spectrum aan autistische stoornissen), met ADHD, of bij problemen met rouwverwerking.

Ze verkeren graag in gezelschap van mensen, zijn dol op kinderen en zijn daarom ideale gezinshonden ook voor families waar geen allergie voorkomt.

Hypo-allergeen ras

Omdat deze honden haren hebben die zo dicht op elkaar zitten, dat er bijna geen plek is voor huidschilfers, en omdat ze niet of nauwelijks verharen staan ze bekend als allergie-vriendelijk en niet -astma-opwekkend. Andere voordelen van dit vachttype is dat ze niet ruiken en vlooien minder kans hebben.

Karakter

De Australische Labradoodle heeft een vrolijk karakter, is sociaal, aanhankelijk, intelligent, energiek en dol op mens en dier. Ze verharen niet en zijn geurloos.

Ze zijn eenvoudig te trainen waardoor u nog meer plezier van uw hond hebt. Het is een fantastische familiehond.

Maten

Labradoodles zijn er in 3 maten:

De Standaard 53-63 cm gewicht 24kg-30kg

De Medium 43-52 cm gewicht 14kg-23kg

De Small 35-42 cm gewicht 7kg-13kg

Kleur

De kleur is divers, crème, zwart, rood, café au lait, chocolade, abrikoos en zilver.

Vacht

De Australische Labradoodle kent twee soorten vachten:

Krullend (curly of wool). Deze vacht moet u regelmatig kammen en moet één tot twee keer per jaar getrimd worden.

Open (wavy of fleece). Deze vacht heeft spiraalvormige krullen en vergt wat minder onderhoud.